Zand onder haar
Een briesje
De geur van de zee
De warmte van de zon op haar huid
Ze ligt in een hangmat
En in een hand een cocktail
Zachtjes staat jazzmuziek op
Ze neemt een slok
En slaakt een zucht.
Heerlijk, genieten. Tot het begint te regenen. Een jongeman komt aangerend. Hij staat niet veel later boven haar en de hangmat.
‘Je moet eruit komen, er is storm op komst’, zegt hij. Met zijn bruine ogen kijkt hij haar aan.
‘Wat? Het miezert toch?’, zegt zij, terwijl ze knippert met haar ogen om door de druppels heen hem te kunnen bekijken. Ondertussen worden haar blonde haren nat en haar jurkje zit inmiddels ook vol donkere druppels.
‘Kom maar’, zegt hij en steekt zijn hand uit.
Het begint te bliksemen. Ze pakt zijn hand en stapt uit de hangmat. Hij wijst naar een strandtentje. Samen rennen ze naar het strandtentje. Ze laat haar cocktail en hangmat achter. Hijgend komen ze aan bij het strandtentje. De regendruppels druipen van haar gezicht. Hij opent de deur voor haar.
‘Kan ik je wat te drinken aanbieden?’, zegt hij.
‘Een kopje thee’, zegt zij.
Wie is deze vreemdeling? En waarom is hij zo attent?
Ze gaat zitten en kijkt door het raam naar buiten. Het regent pijpenstelen. Dan loopt er een grote man de strandtent binnen. Hij heeft een lange, leren, zwarte jas aan. Ze bekijkt hem van top tot teen. De jongeman staat bij de bar met twee kopjes thee. De man en de jongen kijken elkaar aan. De jongen zet ‘m op een rennen. Hij rent via de achterdeur de strandtent uit. De man rent hem achterna. Ze staat op en loopt met een snelle pas naar de achterdeur. Ze doet hem open en kijkt om zich heen. Daar ziet de grote man haar staan. Hij zet een paar passen naar haar toe. Zijn hand gaat naar de binnenzak van zijn jas.
‘Heb je hem gezien?’, zegt hij en stapt nog dichterbij naar haar.
‘Nou?!’, zegt hij.
‘Wat?! Wie?’, zegt ze.
‘Jack, Verdomme! Waar is Jack?!’, zegt hij.
Hij haalt een revolver uit zijn jas en drukt deze dicht tegen haar aan. Vanachter wat houten vaten verschijnt de jongen. Hij slaat met een pan op de man z’n kop. De man valt neer. De jongeman laat de pan vallen. Hij kijkt naar haar. Zij kijkt naar hem. Hij loopt vanachter de vaten naar haar toe. Hij kijkt naar haar en steekt zijn hand uit. Ze pakt zijn hand en samen rennen ze weg.